Ronde twaalf van het doorlopen van gedachten,
Zoekend naar het goede pad in duistere nachten.
Kille en koude wind raast door de bomen,
Tikkende regen kletst op de grond en laat het overstromen.
Gierende geesten zwerven door het bos,
Zangerige engelen zijn weggevlogen voor een chaos.
Schemerige zonsverduistering brengt me niet na het eind punt,
Zal moeten wachten tot iemand de tijd gunt..
Om het pad te herzien in licht gewekte momenten,
En het leven in noten te kunnen lezen en te bespelen op instrumenten.