De hand van de nacht ligt op mijn leven
De dagen koud en versleten
Bevroren ijs op mijn ogen, en mijn hart
Besneeuwd door een donker geweten
Mijn lichaam is hier eenzaam begonnen
Aan een strijd voor mij alleen
Een gezicht zonder naam is gevonden
Toen mijn geest stilletjes verdween
Op de rand van weerspiegeling ben ik
Door angst en schaamte gevangen
Dit lijkt op een donkere traan van verdriet
Maar het is mijn diepste verlangen
Wachten op de bedoeling van het
Begraven verleden in een grijs bestaan
Dat nu bij mij terugkeert als een afscheid
Na deze nacht wil ik niet meer opstaan