Gelukkig hebben ze mij laten uitbloeien
Terwijl ze elkander stonden uit te roeien
Zodat ik hier nu sta met mijn naakte stengel
Ik die steeds dacht aan die verwaarloosde bengel
Aan mijzelf hoe ik steeds het onrecht moest dragen
In nederig zwijgen of bedelend vragen
Totdat ik opeens de tijd zag voorbij vliegen
Als een stilte die mij stil zat voor te liegen
Ze sloegen mij af en toe wel in de boeien
Toen ik lag te luisteren tussen de koeien
Naar die landloper of straatlopende engel
Wat hadden ze een grote vis aan hun hengel
Maar ik hoor hen nog steeds in mijn plaats klagen
Omdat zij mij in een heel ander beeld zagen
Want zij die bedrogen lag ik te bedriegen
Met na hun dood nog even verder te wiegen