Mensen maken fouten,
Jij maakte er meer,
Maar ik zou nooit begrijpen,
Waar je was die ene keer.
Want voor mij is het een raadsel,
En voor jou is het een weet,
En je zou me nooit vertellen,
Hoe dat nieuwe meisje heet.
Totdat ik in de stad liep,
En jou toen met haar zag,
Je kuste op haar wang,
En betoverde haar met je lach.
Toen kon ik er niet meer tegen,
En mijn wereld stortte in,
Hoe ik me toen voelde,
Dat was pas het begin.
Ik sloot me van je af,
En durfte het niet tegen je te zeggen,
Ik wachtte op het moment,
Dat je alles uit zou leggen.
Maanden gingen voorbij,
En er was nauwelijks meer een ‘ons’,
En op die ene Maandag,
Gaf jij me toen de bons.
Je vertelde me toen,
Dat je de afgelopen maanden uitvluchten verzon,
Zodat we niet uit elkaar hoefden,
Maar dat je er uiteindelijk niet meer tegen kon.
Ik kon alleen nog maar huilen,
toch zouden we vrienden blijven,
Maar ons contact verliep zwaar,
Dus bleef het bij brieven schrijven.
Ik vroeg me af ‘waarom?’,
Komt het door mijn gedrag,
Dat je na verloop van tijd,
Liever dat andere meisje zag.
Ook al was het al lang over,
Nog steeds wou ik weten,
Hoe heeft dit kunnen gebeuren,
En hoe zou dat andere meisje heten.
Ik stuurde je een brief en het antwoord was als volgt,
Het stelde niks voor van die kus,
Want dat ene meisje,
Was zijn zus.
Mensen maken fouten,
Ik maakte er meer,
Nu zijn de rollen omgedraaid,
En dat doet best wel zeer.