Toen wij in menig olijk gedacht
Onder het mom van de vriendschap
Als op vleugels naar hier gebracht
In de bus opeengepakt krap
Met zacht gekraak de trap bestoven
In gebroken stilte onder het dak verscholen
U volwassenschap kwamen beloven
Doch wij ertussenin bleven dolen
Steeds uw charmante zelf gebleven
De vriendschap te laten botvieren
De gastvrijheid zo genegen
Als wij ons lagen te begieren
Uw ons zo dierbare gift
Staat voor eeuwig in ons gegrift