het was nacht.
het was pikdonker.
het lawaai van de bommen hield me wakker.
m'n moeder kwam de kamer binnengestormd.
we moeten weg, zei ze.
ze komen eraan.
maar nog voor ze haar zin kon afmaken,
stonden ze al in de deuropening.
haar namen ze mee en ik bleef alleen achter,
helemaal alleen.