Men zegt dat er schimmen zijn
die hangen te rijpen aan bomen.
En heel soms wenen ze gouden tranen. Gewikkeld
In rook die de zenuwen verblindt. Een zucht strijkt
De plooien glad, en zwerft zelfvoldaan rond in lege
Zalen. De maan is niet meer, en de ogen
Weerspiegelen hun eigen achterzijde. Heel soms
Dauwt het achter de ogen van een man. Af en toe
Weent hij om de kleuren die hij zelf tegen de muren
Tot een portret trachtte te gooien.
Men zegt ook dat er liefde is,
Zo stil dat men met twee moet zijn
Om het te voelen.