Je fluisterde me, dat liefde wel zou overwinnen,
je warme adem, vond een weg langs mijn wangen,
gevolgd door je zachte lippen op de mijne.
In jou armen was ik thuis,
voorheen verdwaald, misschien,
ik had al zo lang gezocht,
gezocht, naar de warmte van het houden van
een intiem moment van geluk,
met een vleugje dwaasheid.
Gezocht, in eenzame momenten
waar akoestische klanken
een subtiele kalmte vormde,
waar ik mijn ogen oprecht kon sluiten
en vertrouwde op de dingen die je zei,
Fluisterend, ontwikkelde zich een verlangen
tot een ongekend geheeld,
terwijl jou woorden op mij neerstreken,
comfortabel,
vertrouwd,
Hoorde ik je fluisteren dat liefde wel zou overwinnen,
onstuitbaar
ongeƫvenaard,
onbetwist.