We hebben een leuke tijd gehad,
jij was voor ieder een schat.
Je liet me nooit in de steek,
dag in dag uit en dat elke week.
Jij wist wat er in mij omging,
maar liet dat niet merken onderling.
Je raakte dan soms in de war,
en dat deed pijn aan je knar.
Af en toe zijn we weer even samen,
kijken naar de sterren achter de ramen.
Je fluisterd dan de meeste dingen,
en begint soms zachtjes te zingen.
Er is niet veel meer van je over,
je bent gekaapt door een rover.
Jij bent mijn helpende brein,
nog even voor wij weer samen zijn.