Een seizoen lang houdt het noodweer stand
De nachten verschreeuwen hun leven verlangend naar stilte
De dagen verbranden hun hoop op een stapel nat hout
Jij onverschrikte schoonheid in het oog van de storm
Laat nog een ballonnetje op. Je haarpunten vermoeden
Met een eerste trilling de orkanische uitbarsting
Dichtbij, op verwoeste aarde
Krijst een onbeschut kind
Zich onhoorbaar hees tegen de wind