Altijd zijn wij tweeën samen geweest,
hebben we dezelfde dingen gevreesd.
Altijd hebben we elkander gesteund,
En vaak heb je op m’n schouder geleund.
We hebben ons overal doorheen weten te slaan,
Want zij aan zij konden we alles aan.
Het enige wat me nu rest zijn de herinneringen aan toen,
Van wat we allemaal nog samen gingen doen.
Al die dingen waar ik nu alleen maar van kan dromen,
Want ik weet dat ze nooit meer zullen komen.
Al die mooie momenten waren opeens voorbij,
Toen je werd weggerukt van mij.
Het waren die enkele seconden,
die erin slaagden m’n hart voor altijd te verwonden.
Ik kan het nog steeds zien gebeuren,
voel iedere scherf metaal nog door me scheuren.
Er was helemaal niets dat ik kon doen.
Ik heb me nooit zo machteloos gevoeld als toen.
Zo dichtbij en tegelijk zo ver weg van elkaar.
Toen ik terug wakker werd lag je daar,
Een donkere stroom kleurde langzaam alles rood,
Ik leefde nog, maar jij was dood.
Langzaam zakte ik naast je neer,
maar wat ik moest doen wist ik niet meer.
Zachtjes hield ik je bebloede hoofd in m’n handen,
terwijl ik tranen in mijn ogen voelde branden.
Sinds die dag is mijn leven voorbij.
Want zonder jou aan m’n zij,
betekent het leven niets voor mij.