Visioenen van eeuwigheid
Toen ik opstond uit mijn graf was ik kaal en bleek als de zon.
Met pentagrammen probeerde men mij te bezweren.
De engel die ik was werd uit mij verbannen.
Lacerta kwam tot mij en gaf mij kracht.
Ik herleef in de dingen.
De dansende schaduw van het bestaan beet mij meermaals in de nek.
Maar wij zijn geen schaduwen meer nu.
Wij overstijgen wat ons wordt aangedaan.
Wij zijn geen honden meer nu.
Wanneer de kaars wordt gedoofd valt de duisternis over ons allen.
En de herinnering verwordt een kinderlijke zinsbegoocheling.
Verder reiken dan wat men aanbiedt is geen kunde maar een kracht die immer schijnt
Diep in ons.
Wanneer ik opkijk zie ik u, wanneer ik neerkijk zie ik u,
Want u bent de spiegel van mijn gedachten.
Jaren leefde ik van water en brood
Hopend dat u tot mij zou komen.
Maar u was altijd daar
Daar waar ik niet zocht
Verbannen
Honderd jaren ben ik
Omdat u het wil
Honderd jaren
Omdat u het eist
Honderd jaren
Doodgeploeterd in de strijd