Vermoeid en verlaten
op ’t eind van ’t pad gelaten
met het hoofd naar beneden
in een dal, veel geleden,
rolt een rivier diep en koud,
aan de overkant de zon van goud.
Zal ik door het water durven?
Wie weet? Het moet.
Het water zal me kerven.
Ik kreun en bloed.
Lot blijft steken.
Ik ben verlaten.
Wolken breken.
Het ergste nabij.
Wie redt mij?