Ik ken mijn huid aan de sporen
van verloren verleden, maar meer
dan dat nu de aderen jankend veranderen
in jouw afwezigheid. Al heb ik je nooit gehad.
Jij vloog altijd in andere sferen
zonder zin, zonder woorden
en ik iets daarachter, geremd
door de remsporen van gedachtenis.
De gevangenis van jouw bestaan
tralies in mijn kooi, maar ik fluit
nog altijd gewillig jouw wijsjes mee
door de markeringen in mijn zijn.