het waren niet de wolken
vochtdeeltjes, verpakt in niets
gekleurd in donkergrijs en bijna zwart
die hem angst inboezemden
het waren de beelden
door de storm gevormd
dreigend overweldigend
die paniek veroorzaakten
donderslagen hamerden
zijn jonge geheugen uit elkaar
hij zag gezichten, koppen
van overleden mensen
belicht door bliksemflitsen
staken handen vingers uit
die hem grijpen wilden
mee wilden nemen naar Thor
uiteen wilden rijten
verpulveren en uitstrooien
als regen en hagel
over de aarde
het was een mooie schaduw
die over hem neerdaalde
in de lichtstraal herkende hij haar
moeder, die hem troosten kwam
haar sussende woorden
liefderijke lichaamstaal
haar heerlijke geur
haalde hem uit de nachtmerrie
van de duistere stormnacht