Hij wreef in zijn handen.
Dadelijk kwamen de goede jaren.
Onbespoten in regenboogbloesems verteld.
Met verve zou hij de testen doorstaan
die zijn voorgangers hadden geveld.
Maar deze clichés deden zijn verhaal teniet.
Hij verbitterde zijn tranen uit gemakzucht.
Wetende dat al die schone meisjes
hun lippen stiftten om zijn schaduw te kleuren
en de sensualiteit onthielden voor hem.
Ware het niet dat zijn legende hem
juist kleineerde van een vent tot een jonge hond
had hij niet gekozen voor vergetelheid opdat
echt geluk haar angst kon verliezen om bij hem te zijn.
De inktpatronen van zijn mythes vervaagden mettertijd.
Ironisch is zijn geheim nu zijn eigenlijke verhaal.
Of hij vurige draken bedwong als tamme paarden,
of hij nu dorpen beschermde van woeste barbaren.
De opoffering van zijn roem is mijn onwetendheid.
Als ik het wist, zou ik vele verhalen over hem schrijven.
Maar waarschijnlijk zou ik net zoals hem
van opwinding eerst in mijn handen wrijven...