Na al dat mij kleurde ineens dat besef
hoe wit ik hier ben met treuzelende
vingers, iedere beweging gevangen
op ooghoeken, wederzijds
is wat hij zei, het viel als een bom.
Dan hoeft er niets gevangen toch
regen ik door de lucht, is grond
kaal waar ik neerkom en geen
dor geluid heb durven maken.