Es klebte sich am Papper, kam nicht los. Es klebte sich. Es stirb.
Hoe verder ik kom, des te meer gaat verloren
in dagen van misere, ’t naklinken van dat was
nu alles opnieuw begint, nu voel ik pas
en begint het weer van het altevoren.
Woordenloos dat verder malen
verzet ik geen werk maar mezelf in denken
maar in niet kunnen volgen ligt het krenken
waarbij ik mezelf kiel zal halen.
Steel mijn nachten maar, kom me slopen
zoals niemand kon, maar jouw passioneel
vernietigen van het ongewilde evendeel;
dat zal mij het hellevuur bekopen.
You make me a soldier of fortune.