Daar zit je dan maatje, je verleden
al bijna verdwenen.
Kwijt in de vergetelheid.
De toekomst gekrompen tot een
paar weken, hooguit tot een paar
maanden.
Je verontschuldig je al bij de
woorden die je al vergeten bent.
Blij als ik of ’n ander het voor je
invult.
En je daarna steevast antwoord
als ik het allemaal weer op ’n rijtje
heb.
Als ik weer thuis ben komt het
vanzelf weer terug.
En kunnen we weer op pad naar
de markt.
Ik kijk naar je gezicht en denk.
Ach, gelukkig heb je door de ziekte
in je hoofd niet meer het besef hoe
kort jou leven nog is.
Het enige wat ik nu nog voor je kan
doen, is je de kracht van onze
vriendschap te geven.
En je bij te staan in je vergetelheid.
Want zelfs het heden is bij jou soms
al na ’n paar minuten verleden tijd.
Het heden word voor mij steeds
meer ’n harde realiteit.
Ik raak een prachtige, fijne vriend
en marktmaatje kwijt.