...Een kleurrijk palet verstoot de grauw
Wenend zie ik huilplassen verkassen
De regen rijst omhoog, en de lucht verblauwt...
Zachtjes krijsend iets verstoorde deze symboliek
Het zoeken ernaar de moeite waard maar vergeefs
Strompelend vond ze mij, in ware warrige paniek
Ik vroeg: “Vind je het niet mooi, wat ik voor jou creëer?”
Zij zei: “Zie jij alleen het moois en niet de gedragen illusie?”
Daarop geraakte onze wereld in een andere, adembenemende sfeer
“Zo goed?,” vroeg ik wederom haar hart verslindend
“Ja!,” glunderend stralend zalig smachtte ze
“Mag ik ook een nacht van jou met sterren die mij verblinden?”
Ik verdronk me in haar romantische verzoekjes, zinkend
Ik verkleinde de zon, versmoorde het licht tot duisternis
subtiel de ijzige nacht versierend, de brandende sterren aanpinkend
...We lagen in het gebogen groene gras
De lucht
van nachtzwart
omsmeltend tot blauw...
Alsmaar liet ik haar wegdromen langs mijn werelden der kunsten
maar slingerde ik mezelf niet juist in haar lokkende bezwering?
Ik twijfelde hartzuchtend, terwijl ik aan haar gaf, al mijn gunsten
Plots zei ze: “Ooit kan ik dat alles ook, dat is wat ik zweer!”
De stilte zag haar kans schoon en pakte ons met zijde in
Toen verbijsterd starend allebei: “Morgen weer?”
We verlieten elkaar zonder pardon, elk ons eigen eindeloze weg
En ik, ik liet de droomwereld aan haar lot over, en in één tel
verzwolg de realiteit haar minachtend op, zonder vragende uitleg
...Het gele, rode en blauwe ontdansten hun wervelende reis
Een dreigende storm flitsend met bliksems verscheen,
de regen zwikte onder dwingende zwaartekracht
en de lucht snauwde weer, martelend grijs...
*18 november 2004*