‘t stille heel onzichtbaar zweven - vol verlangen ver te komen - over honderdduizend tonnen steen ligt ‘t daar ergens onder ’t grauwe naast de tegenstromen, nevels schreit mijn ik zijn stil geween
nog slaapt diep het groen in ’t grijs draaien radslag - koud en wit - warmtezonnen met nachtijs maar als ik met ogen kleur door mijn dromen slenter geurt voor mij reeds jonge lente