Ik laat mezelf toe,
haar niveau van ongenaakbaarheid verworven.
Waar ik kan zijn met zin,
zij niet oppervlakkig bedorven.
Ruimte en tijd zijn één,
realiteit is enkel nog in dromen.
Alles vloeit uit in het goddelijke niets,
en laat haar tot het diepste komen.
Bemande zielen zijn ontlichaamd,
ondenkbaar herleid al tot een punt.
Verlost van denken en van doen,
onbeoordeeld een ijl hart gegund.
Aardse lasten mij ontdaan,
weg van stompzinnige hypocrisie.
In deze bovenstaande wereld,
vol vredevolle anarchie.
Mijn lichaam is zonder mij,
mijn zonden niet vergeven.
Ik was toch nooit juist begrepen,
ga nu in hoge Liefde leven.
Het spijt me diep,
'k kan hier nimmer nog bestaan.
Vergeef mij mijn vaarwel,
vaarwel, ik moet gaan.