Beschermd door het windlicht,
diep verscholen achter duizenden illusies,
smeult de haard der opstand
die eerste zacht dan laaiend hard wordt gewekt.
Slenterend op een voor mij uitgestippeld pad
lijkt nu elk ogenblik te vervreemden.
Het groene dal lonkte en niemand schijnt mij nu te begrijpen,
de vrijheid en liefde die ik hier vind,
zal wel duren voor eeuwen.
De utopische zeepbel zweeft voor even,
vrij als bewoner van de blauwe lucht.
Voor het in scherven uit elkaar spat,
twee voeten op de grond verlaten en alleen,
terug vastgenageld aan wetten en de plicht.
Onwetend vragend is dit dan een gril van het bestaan?
Waarom trekt de liefde zijn handen van mij vandaan?
Of…. valt de spiegel der vrijheid door mijn vingers in scherven uiteen,
vloeien de ideeën en idealen vertroebeld van mijn heen?
Ik schreeuw en krijs, sla woedend om mij heen.
De troostende waarden zijn nu van geen nut!
Teugelloos werp ik de stenen van mijn herinneringen stuk,
delf de funderingen waar mijn gewaarwordingen op waren gesteld.
Vervloek ik voor even het leven,
voor zijn aaneenschakelingen
van kleine lichtjes soms gedoofd,
soms helder en fel,
zoekend mijn weg in dit huis van de blinden.
"......de zoektocht...."