Ik sta met mijn hart in de ene
en mijn hoofd in de andere hand.
Op de maat van de wind wieg ik heen en
weer tussen droom en verstand.
Hoezeer ik mij ook beijver,
nooit blijf ik in evenwicht,
van links gezien ben ik een cijfer,
van rechts beschouwd een gedicht.
Mijn schedel steekt vol begrippen,
mijn gemoed raakt ze niet aan
en wat men hart zegt tegen men lippen,
heeft men hoofd nog nooit verstaan.