Mijn hele lichaam beeft,
bloed kolkend door mijn aders,
werelds pijn in één lichaam verenigd,
mijn lichaam,
een woede-uitbarsting
en overal scherven,
vlijmscherpe scherven,
die me snijden door mijn huid,
tot door het bot,
haat ten opzichte van mijn leven,
van niks,
gewoon haten mezelf te zijn,
altijd weer
een mijlenhoge toren,
neerkijkend op een prachtig uitzicht,
een duw,
een val,
en pijn, overal pijn,
alsof dit niet genoeg was,
elke steen,
elk gruis,
alles samengehouden
door een kosmische kracht
en op mijn dode lichaam vallend,
verrezen,
om kreupel een volgende toren
te beklimmen,
en trachten in te zien
wat ik heb misdaan.
Nog een geluk,
dat de zon schijnt...