Zo voor het oprapen,
Alsof het voor mij was neergelegd,
Dit zoete geluk,
Is mijn innerlijk wapen.
Ineens was het daar,
Pakte het eerst voorzichtig beet,
Maar omarm het nu zonder angst,
En toch voelt net nog wat raar.
Als een spontaan opkomende lentebries,
Zo was jij daar,
Zal jij ook zo weer gaan,
En maken dat ik mijn zoete geluk verlies.
Voortgedreven door een gevoel zo intens,
Zweef ik op dit hemels gevoel,
En zo vliegend bedenk ik me,
Er is niets wat ik me nu nog wens.