Zijn adem blaast zachtjes op haar huid
Hij zoent haar hals terwijl zij haar ogen sluit
Zijn handen glijden langs haar buik omlaag
Zijn lippen volgen, zacht, teder en traag
Ze zucht van genot, maar voelt gelijk de pijn
Ze weet hoe bang ze is om bij hem te zijn
Een traan biggelt traag over haar wang
Ze voelt zich zo fijn, maar ook weer zo bang
Hij fluistert haar toe dat hij van haar houdt
Maar die woorden van zijn lippen laten haar koud
Ze trekt hem omhoog en kijkt hem aan
En toen is ze bij hem weggegaan
Ze denkt aan gister, aan haar neus die bloedde
Aan haar blauwe armen door zijn woede
Zijn handen zullen haar nooit meer slaan
Ze heeft al zo vaak gegild dat ze weg zou gaan
En terwijl ze door de straten reed
Bedenkt ze zich wat hij toen deed
Hij heeft haar niets gezegd toen ze haar koffer pakte
Of toen ze snikkend door haar knieën zakte
Hij zei haar niets toen ze vroeg om vergiffenis
Hij sloeg haar niet toen ze zei dat het over is
Maar toen ze wegging zei hij iets
Wat ze nooit meer vergeten is
Want toen ze de laatste keer omkeek naar hem
Hoorde zij een trilling in zijn stem
Hij snikte hard “Lief, als je maar weet
Dat ik jou nooit meer vergeet…”