Er zat een kleine kikker
in het hoge riet.
Het was een hele kleine
je zag hem bijna niet.
Hij sprong er hele dagen
vrolijk in het rond.
Er was niets op de wereld
dat hij nog leuker vond.
Maar op een dag toen sprong hij
over een diepe sloot
en botste op iets eigenaardigs,
precies een grote poot.
Hij keek omhoog en zag daar
een grote vogel staan.
De kleine kikker slikte,
hij dacht: nu is 't met me gedaan.
Maar dapper zei de kikker :
sorry, ik had u niet gezien,
vanwaar bent u gekomen,
uit het hoge riet misschien?
De grote vogel keek toen
met scherpe blik omlaag
hij zag de kleine kikker
en antwoordde op z'n vraag :
Ik ben juist aangekomen
ik heb een kindje gebracht
en ik heb reuze honger
of wat had je gedacht?
Ik lust het liefste kikkers
en als je 't echt wil weten,
ik ben naar hier gekomen
om je lekker op te eten!
Toen dacht de kikker plots :
dat is toch ook weer waar,
dat nare beest hier voor me
dat is een ooievaar.
Maar kikkers kunnen springen
en ooievaars lekker niet.
De kleine kikker sprong vlug
terug in het hoge riet.
De ooievaar bleef maar zoeken,
maar zag de kikker niet meer.
En toen hij wegvloog zei hij :
dan maar een andere keer!