Als twee opgezette geiten
huppelen ze met hun dure snobkleding
over de Rijksweg
met een ruiker bloemen in de hand
toegekregen van de fluitende flierefluiters
zo gaan zij naar de samenkomst
van spreuken, magische kruiden
lelijke steenpuisten en hels gekrijs
Komen aan met een dood konijn onder de arm
hun punthoed krabt zwarte verf van het plafond
het lokaal is kil
net als hun hart dat gevoed word met vooroordelen
en ongerepte eerlijke gevoelens
bezeten door de schijn
lijken zij gebrand op zoek te gaan naar meer
aan de halte houden zij zich fysiek stil
maar onderweg springt het stof hoog op
waar bezemsteelharen grassprieten treiteren
en waar zij de jeuk verbijten dankzij de beginselen en uiteinden van dansend stuifmeel