Langs de weg stonden zeven identieke rode rozen
ook zeven mensen hadden deze weg gekozen
de eerste was een oude, stille wandelaar, door’t leven geblust
die zag de rozen staan en keek er naar, maar liet ze wijs met rust
de tweede was een drukke man, die de rozen zelfs niet zag staan
had hij maar effe gekeken, dan was hij even verder niet doodgegaan
de derde was een schilder, die zette z’n schildersezel voor de rozen
maar het rood voor de bloemen, die vond hij in geen van z’n dozen
de vierde was een meisje, met een onnoemelijk groot verdriet
helaas zag ze door haar tranen de zeven tekenen der liefde niet
de vijfde was eigenlijk geen mens, maar een hele lieve hond
die snuffelde aan de rozen en je zag dat ie het wijs verstond
de zesde was een automobilist, die reed als een klinkende zot
die reed onverschrokken over de rozen en hij reed er zes kapot
toen restte er nog één rechtopstaande roos, verlaten en alleen
tot daar in de verte, een pas verliefde jongen verscheen
hij was op weg naar z’n eerste afspraakje, onzeker en bang
die plukte de roos en kreeg een kus voor z’n vernielingsdrang
zeven rode rozen, door mensen bewonderd, door mensen vernield
zes rozen platgereden, wat heeft die woeste man bezield?
En de laatste roos gestorven…omdat hij zoveel van haar hield