haar pracht behoedt van al het kwaad
in zuiver zij gelegen
verheldert door de reinheid in haar levend
kijken de blauwe ogen
naar het duister van haar wil
het onbedorven licht die zij ziet
in haar reflectie op de stille wateren
verhindert het woekeren van de nevel
in haar puur bestaande zin
door goud omgeven kijkt zij naar haar weerglans