Wandelend langs het kille strand kom ik mezelf tegen
Liep ik hier nu maar aan jouw hand
Maar ‘k strompel met mijn geweten
Starend naar de overkant
Nachten lag ik wakker
Toen jij me kwaad verliet
Een schip ligt ver voor anker
Zie ik wazig door mijn verdriet
Ik realiseer me en wordt bang
Dat jij blijft staan aan die overkant
De golven rollen van mijn wang
En druppelen hun weg naar het zand
Hoe overbrug ik nu deze enorme kloof
Tussen hemel, zee en aarde
Wat brengt nu mijn geloof
Haar gevoelens die ik niet spaarde
“Kom terug” schreeuw ik de avond in
“Kom terug”, dit trek ik niet
Jij gaf mijn leven nieuwe zin
Ik mis je blijdschap en verdriet
Ik probeer je niet te missen
En ik zeg hardop “het is voorbij”
Maar gelijk de zeeën en de vissen
Je zit te diep in mij
Ik schrijf je naam diep in het zand
Ik proef de wind, jouw geur
Vanuit de branding reikt je hand
De zee die krijgt weer kleur