een grijze sluier hangt nog nevelig
boven het gras, we schrijven 3 mei;
het is 9 uur in de morgen als
een witte jas verschijnt en wij...
wij zwaaien als ons kind verdwijnt
door de openslaande deur
in een bed op wielen; de sprei gebold
over haar lichaam; de koffiegeur
vermag ons niet tot rust te brengen
noch vermind ren de angst die op dat moment
bezit neemt van ons hele wezen en
ons denken doorbreekt; t wachten kent
geen tijd, geen melij noch erbarmen
met krimpende, knagende, bonkende harten.
wij drinken de koffie, de tijd staat nu stil;
de grote onmacht speelt ons parten.
in de zwangere stilte bidden wij opnieuw
god, laat het goed gaan, sta hen toch bij.
wij praten zwijgend met droge monden
en begrijpen elkaar, het uur is nabij
dat ons wordt geboren een kind van ons kind;
een grenzeloos wonder staat te gebeuren.
god laat het goed gaan met moeder en kind.
wij schikken de rozen in zachte kleuren.
maar dan opeens wordt de stilte verbroken...
een krachtig krijsen streelt onze oren en
wij danken god als nooit tevoren;
ons eerste kleinkind is geboren.
een hoopje mens, zo verpletterend mooi
geschapen door god, verlost op een morgen.
neemt gij hem nu door dit doopsel aan
en houdt hem voortaan in u geborgen....