Van taken wordt de zon door tijd bevrijdt
hij schenkt het oog z’n laatste rode pracht
en zinkt gezapig neer en houdt nog wacht
tot vrouwe maan de hemel binnenrijdt
De duisternisbeheerster tart de tijd
klaroengeschal van koude roept d’r zacht
en daar verschijnt ons baken van de nacht
omzichtig door het stergespan geleid
Alweer een dag in hoge vaart voorbij
de tijd verglijdt, verslindt en overwint
want enkel hij ontloopt de stervensrij
Het einde zó ver weg, het komt gezwind
Oh wrede tijd, besmeur uw zeis met mij,
maar blijf mijn liefste eeuwig goedgezind