De Bij
Ik luisterde gisteren in de tuin naar ’t gezoem van honingbijen.
Kreeg ik plots een rare prik vlak in ’t midden van mijn dijen
Ik had mij net heel diep gebukt om mijn rozen te verzorgen
Ik kreeg een zwelling op mijn bibs en riep luid op ‘goe morgen’
En de dader jufrouw bij, lag stervend aan mijn voeten
Ik schudde even met mijn hoofd, had dit nu echt gemoeten
‘ik zorgde voor jou voorbestaan, ik wou de rozen snoeien.’
‘Met zulke dingen’ zei de bij’ hoef jij je niet te moeien’
‘ Niet mens of dier of bij bepaalt hoe rozen moeten groeien’
‘Ga vlug naar huis naar vrouw en kind en ga je daar bemoeien’
’t Is door jou dat ik sterven moet aan jou heb ik een hekel’
’t is met mij uit ik ga nu dood ik had maar zo ene stekel’
Ik trok de angel uit mijn dij en deed hem in een doosje
Voor jufrouw bij was het te laat ‘k begroef haar naast een roosje.
Vanmorgen zag ik weer een bij, ik riep haar vlug ‘ik ga de rozen sproeien’
‘Ik doe ’t voor mij maar ook voor jou, nu gaan ze mooier bloeien’
De bij sprak mij pisnijdig toe.’Misschien ga ik jou steken’
‘Het is mijn plicht ik zal het doen ik moet mijn zus nog wreken’
‘Onder die roos daar is haar graf, ik bewaak het als een koning’
De bij knipoogde wel tevree en zoog zij zich vol met honing