een kind geslagen en verwond,
opgesloten in de donkere kast,
met een pleister op haar mond,
hangt ze aan een buis vast.
op haar hoofd een diepe wond,
rode druppels op de grond.
bloed overal,
net een waterval.
op haar rug bloedrode striemen,
door het slaan met riemen.
haar ogen opgezwollen blauw,
en toch blijft ze haar mammie trouw.
ze geeft zich zelf de schuld,
want mammie heeft geen geduld.
had ze de vaat maar vlugger gedaan,
dan had mammie geen reden om te slaan.
maar ze was nog zo moe,
van het nachtelijk gedoe.
en nu zit ze hier gebroken,
als een misdadiger in één gedoken.
want door tranen en pijn omhuld,
verloochent ze nog haar onschuld.
§linda§