De terugkeer .
Een Jan van Gent zweeft
traag en statig.
Door de hemelsblauwe lucht.
Zijn vleugels bewegen matig,
ik kijk toe en slaak een zucht .
De reis zit er op
wat staat ons nu te wachten
Een laveloze dorst
en veel slapeloze nachten.
Oostende komt in’t zicht
Ik zie van ver de duinen.
Maar ook het overwicht,
van torenflats,grijze rotstuinen.
Ze hebben de kustlijn verknoeid
die imobieliën mannen
Al de dijken zijn gesnoeid
van Knonne tot aan de Panne.
O kon het maar weer als vroeger zijn
de zee,het strand en de duinen.
Picknickend met brood en wijn
het leken toen godentuinen .
Pramodah.