Mensen lijken me soms bomen toe,
ze draaien mee in weer en wind,
laten af en toe hun takken hangen,
verliezen dan hun bladerdek
en gaan soms voor de bijl…
Maar als je nader toekijkt
hebben bomen ‘iets’ dat vele mensen missen.
Ze staan zo stevig met hun wortels in de grond
en reiken als een zuil vol energie
naar waar de wolken wonen.
Hun ruwe bast zit vol met kloven,
die vertellen over vroeger
terwijl hu kruinen dromen over later.
De adem van de tijd gaat onzichtbaar haast
vanuit de aarde naar de hemel toe.
Als stoere eik of speelse spar,
als hoge beuk of spitse berk
waaronder kind’ren spelen of mensen rusten gaan
vertellen z’ elk in hun eigen taal
hun eeuwenoud verhaal.
Vanaf het kleine zaadje, gedragen door de wind,
dat zich openvouwt in Moeder Aarde
doet een boom wat hij hoort te doen:
Boom zijn zonder meer.
Voorwaar: bomen lijken niet op mensen!
Rob