Mijn haren zijn gespleten,
mijn nagels zijn kapotgebeten,
alle puistjes zijn kapot gekrabd,
Mijn naam is van de lijst geschrapt.
Ik snak naar een sigaret
en naar een knappe gast naast mij in bed,
naar wat stuff om van tot rust te komen,
naar een zwoele nacht met mooie dromen.
Ik sta te bibberen op mijn benen,
een rilling loopt over mijn rug naar mijn tenen,
mijn handen beven als een riet,
ik weet geen blijf met mijn verdriet.
Ik blijf maar drinken, snoepen, eten
ik kan mijn angst maar niet vergeten.
Ik sterf bij elke gedachte die door mijn hoofdje spookt,
mijn laatste sigaret is opgerookt.
Alweer voel ik die eenzaamheid
die zo pijnlijk langzaam door mijn lichaam snijdt
en alles waar ik ooit in heb geloofd
is door mijn eigen toedoen uitgedoofd.