Moeder dacht: Kijk daar is Jan, m,n derde kind
In m’n hart weet ik niet wat ik ervan vind.
Volgens dokters zou hij spastisch moeten zijn
En nu ligt hij daar zo klein.
Amper vijf pond
en ook nog gezond.
M’n opa was net overleden
dus moest ik met zijn naam genoegen nemen.
Ik groeide op
Maar wat een flop
Ik stotterde veel
en keek daarbij ook dikwijls scheel.
De tijd op school
was mij vaak te dol.
Het was heel veel pesten
en ik zat in de nesten.
De mensen zeggen: Ach schelden doet geen pijn
Maar zeg eens eerlijk: Wie vind dat fijn?
Ik moest er maar aan wennen
Dat ik voor m’n eigen veiligheid moest rennen.
Tot die dag dat ik iemand sloeg en dacht:
Nu is het genoeg. ik laat niet met me sollen.
Er komen omgekeerde rollen.
Op puberleeftijd kreeg ik een vriendengroep
en genoot ervan als snoep.
Vervolgens stak de huwelijksboot van wal
De doos met overlevingstrucs kwam al snel van stal
Tevergeefs dacht ik geluk en intimiteit te vinden
liefde en vertrouwen tussen ons beminden
Nu ben ik vijfenveertig en zit met de gebakken peren
Wat heb ik van mijn leven kunnen leren.
Geen flikker en geen donder
Van binnen heb ik nog steeds honger.
Het leven is niet zoals ik dacht.
Ik ervaar het dikwijls als een duistere nacht.
Een wereld van bedrog, wantrouwen en individualisme
Dat was en is niet mijn realisme.
Ik heb geprobeerd om hiertegen te strijden
om zo mogelijk een betere weg te bereiden
Een weg waar ieder in z’n waarde wordt gelaten
Maar ik, ik voel me diep verlaten.
Ik voel me als een eenling
en denk nog maar een ding.
Als ik ga liggen in het gras
hoop ik dat dit het einde van mijn leven was.