Vertwijfeld kijkt ze me aan,
Met tranen in haar ogen,
Niets en niemand,
Zelfs zijzelf niet,
Kan haar tranen drogen.
Ik kijk terug,
Overvallen door intens verdriet,
Nog pijnlijker maakt 't het,
Dat ik weet,
De spiegel liegt niet.
Rood doorlopen ogen,
Treurige aanblik,
Als een zielig hoopje,
Ineen gedoken,
Haar hoofd gebogen.
Zou dit het zijn,
Wat iedereen ziet,
Zou het echt zijn,
Wat ik zie,
Want de spiegel liegt toch niet?
Zorgend dat ze zichzelf,
Met de gedachte in slaap wiegt,
En terwijl ik nog steeds terug kijk,
Maak ik haar wijs,
Dat de spiegel liegt.