Verzonken,
In gedachten,
Zit ze op het strand,
Op hem te wachten.
Met een glimlach,
Rond haar mond,
Kijkt ze naar de plek,
Waar hij gisteren nog stond.
Koud angstzweet,
Gevoel alsof ze stikt,
Als ze plotseling,
Wakker schrikt.
Hij is niet meer,
En zal ook nooit meer zijn,
Haar gezicht,
Vertrokken van pijn.
De bittere waarheid,
De harde realiteit,
En o,
Wat heeft ze nu een spijt.
Ze vraagt zichzelf weer af,
Wat heb ik toch gedaan,
Ze heeft gedaan wat ze kon,
Maar moest hem laten gaan.