De grote bazen hebben beslist.
De haven mag zich groter wanen.
Mijn grootouders huisje wordt vernield,
elke steen gaat naar beneden.
De bank op het dorpsplein,
sterft een roemloze dood.
Het kerkje luidt voor de laatse keer
zijn klokken voor de dood.
Het dorpscafe blijft voor altijd leeg
en de toog staat er zieltogend bij.
Een laatste blik wordt nog geworpen,
door de laatste bewoner die vertrekt.
Ieder van hun kan zich troosten,
het dorp blijft bestaan in de geschiedenis.
Jaren later wandel ik
met mijn kleinkinderen.
Naar de haven van weleer,
en zien we de verkrotting.
Is dat de prijs voor een verdronken dorp?
Met zoveel mooie herrinneringen?
Wie gaat dat betalen?
U meneer de eerste minister?