Soms kan ik niet meer tegen de twijfel,
Die brandende pijn in mijn hart,
Die eeuwig smeulend als een vreeslijk vuur,
Mijn diepste binnenste verwart,
Dan zou ik willen schreeuwen,
Ontzettend hard en heel lang,
Doch dan komt er geen geluid
En juist dat maakt me zo bang,
Dan zou ik willen huilen,
Zoals een kind dat kan,
Maar ach ik ben geen kind meer,
Men vindt me nu een man,
En emancipatietheorieën ten spijt,
Wenen mag een man nog steeds niet,
Zeker niet laten merken op zulke wijze
Zijn soms onhandelbaar verdriet.
Reageer j’ af op een and're manier,
Hoor ik de mensen steeds zeggen,
Maar hoe ik van die twijfel wordt verlost,
Weet geen mens me uit te leggen.
Dus stap ik uit het wereldse
En ik vlucht in de fantasie,
Hoewel de twijfel in me blijft,
De pijn verlicht door poëzie.
Maar als poëzie niet helpt,
Dan word ik soms agressief,
Daarna dan weer neurotisch
En vervolgens heel passief.
Maar gelukkig zijn die dagen
Nu eindelijk voorbij,
Want nu heb ik steun gevonden
Met jou hier aan m’n zij. Brecht