Het vreselijk oud kind in mij doet pijn,
het begrijpt niets meer en is voorgoed het noorden kwijt,
voorgoed die paar lieve woorden overboord,
van ik heb je lief,van wat is het leven mooi.
Na duizend jaar groeipijn,het skelet van de eeuw,
zie ik alleen saaie vlaktes, droog en onheilspellend,
voel ik doffe koppelingen zonder associaties,
ruik ik nooit meer die parfum toen je stierf duizend jaar voor Christus.
Ik hoor mij steeds hardop denken ,
ben ik ooit wel eens gelukkig geweest?
Dat vreselijk oud kind in mij heeft humor,
sleurt zijn alleszeggende dingen met veel gekraak en gepiep,
naar de rand van een uitgezopen rivier,
om het in tijdloze gaters te storten die zingen van blablabla.