Slaande handen tegen haar lichaam,
de pijn die haar overheerst.
Ze zou wel weg willen lopen,
want voor hen is ze net een beest.
Ze moet naar haar kamer,
dat gebeurt immers wel vaker.
Uren zit ze daar opgesloten,
samen met tranen die de emmer doen overlopen.
Ze herkent hen niet meer,
dit zijn haar ouders niet.
Ze slaan meer en meer,
de liefde voor hen die haar verliet.
Ze gaat hulp zoeken,
zo kan het niet meer verder.
Ze zou wel willen vloeken,
met de vraag of dit nog lang zo verder moet.