In de zomerwei des ochtendsvroeg,
en op een zuchtje die hem droeg.
Vliegt er een vlindertje voorbij.
Heer had het hierbij maar gelaten,
bij het zicht van dat vlindertje mochten wij baten,
maar wat zullen we dat vlindertje voor altijd haten.
(Wij hebben een druk leven,
hij hoeft er niets voor op te geven.
Wij hebben jou op moeten geven,
jij wou het niet meer...
niet meer leven.
Dat vlindertje heeft weer geluk,
het is vrij... niet die zijn leven iets doet
en dat is dat is STUK!!)
( Uitleg: Het 2e stuk heb ik er extra bij gedaan. Omdat het anders zo kort is. Maar het 1e stuk. Ja, waarom haten we het vlindertje? Het vlindertje is vrij. Het vlindertje kan doen en laten wat het wil. En wij moeten werken, naar school enz. enz. Dit was een opdracht voor me vriendje en die heb ik ff afgemaakt. En dat heb ik zo gedaan. (zonder dat 2e stuk) --> dat slaat weer op zichzelf) Ik hoop dat jullie hier wijs uit kunnen.