Hij is de duivel,
onder zijn mooie, liefelijke verschijning,
zit de koning der kwaadheid.
Ik viel op zijn aardige, goede kant
en niet lettend op de kwade kant,
waar ik het bestaan niet van wist.
Hij had mijn hart gestolen en gebroken.
Ik kijk voortaan eerst goed,
hoe de persoon echt is diep van binnen,
maar doormijn overgevoeligheid,
is het moeilijk te bedwingen,
om weer terug te gaan naar die hel.
Hij sleurt me mee naar zijn koninkrijk,
hij kent alle trucjes die mij overwinnen.
Het is me half gelukt,
om uit de klauwen te komen van het kwade,
maar niet zonder schrammen in mijn hart.
Hij heeft me zo diep gedesoriƫnteerd,
dat ik het goede niet echt meer weet te vinden.
Ik kom weer terug bij het kwade,
ik werd de koningin der kwaadheid.