Ik werp een blik over de vergaande velden.
Ik zie vlinders fladderen en de eerste dauwdruppels die samenklitten en ten onrechte van het heldergroene gras vallen.
Zonnestraaltjes reiken boven de horizon en geven die druppels de mooiste kleuren die doorgaans door de wandelende mens genegeerd worden.
Het doet me denken aan al de pijn die je hebt doorstaan omwille van mij en aan al de pijn die ik geleden heb toen ik je verdriet moest aanschouwen.
Nu zit ik hier alleen in de weiden wachtend op een straf voor mijn daden.
Een nieuwe dag vol nieuwe kansen breekt aan, maar niet voor ons want ik heb mijn laatste kans verknoeid.
Dit is mijn straf.
Ik onderga mijn straf.
Toch kan ik je nog steeds aanvoelen, maar niet je pijn.
Ik voel en ervaar mijn eigen pijn alsof het de jouwe compenseert, maar ik weet evengoed dat ieder voor zich zijn eigen pijn moet voelen.
Mijn pijn is ondraaglijk maar verzacht naarmate de dag vordert.
En op het einde valt de dag en zo ook mijn hart in duizend stukjes want ik ben je kwijt.
Ik ben je kwijt voorgoed!