November en nummer 1.
De mist van de afgelopen dagen is opgetrokken
Regen Regen Regen vergrijst nu alle wegen
de dode ziel komt vanonder een putdeksel gestegen
als er de vieskou op aanslaat, is hij weer levend
het monster van de onderwereld, kijkend onverschrokken.
Niet veel mensen meer wagen zich 'savonds buiten
Koude Koude Koude tenen verkrampte poten
met fietsen en met auto's wordt snel opgeschoten
slechts een enkeling wandeld nog onverdroten
kijkend naar de warmte teferelen achter de ruiten.
-'Eindeloos naar de klanken van het ver te luisteren
Fluit Fluit Fluit om de ijlte niet te laten leven
geen verwarming thuis, dus 'tis om het even
een kaarsje licht, moeƫ ogen, armen warm gevreven
dat was gisteren, tot de slaap kwam fluisteren.'-
Troosteloos trillen de witte blaadjes als we erlangs lopen
Regen Regen Regen vaag glanzend door het duister
bij de lampen zijn het sterretjes, die de blik gaan kluisteren
een donkere steeg, hij zet zich neer, een rust huist er
alles stil, want het monster kwam juist voorbij gekropen.
Klop Klop Klop, Tok Tok Tok op zijn rug, ruist het kil
Koude Koude Koude komt uit alles heen
Fluiten Fluiten Fluiten er staat daar geen !
man met een zijs, een mooi meisje alleen
maar na een schreeuw in November blijft het muis muis stil
(.......)
De mist van de afgelopen dagen is opgetrokken
Stille Stille Stille blijft het op de wegen
een putdeksel langs een put gelegen
schuwe viervoeters twinkelogen dichterbij, 3, 6, 9
sneeuw druist neer door de steeg,
in grote witte vlokken.
(.......)
_____